Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Samenvatting plot26 lezen 3

Beoordeling 7.5
Foto van Dominique
  • Samenvatting door Dominique
  • 2e klas havo | 539 woorden
  • 7 november 2022
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
11 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
De ultieme examengids voor mensen die echt niet willen slagen

Eindexamens. Die periode waar je al tijden naar uitkijkt (not) en waar je je super goed op hebt voorbereid (ook not). Geen paniek: wij hebben de ultieme survivalgids voor je samengesteld. Met deze tips ga je het (waarschijnlijk niet) redden. Maar ze zijn wel leuk. 

Bekijk de tips

leesstrategieën grondig lezen:

voorspellen-ophelderen-vragen stellen-samenvatten-terugkijken

signaalwoorden: zijn woorden die de tekst makkelijker maken, ze helpen bij het ontdekken van verbanden:
conclusie, doel-middel, oorzaak-gevolg, opsomming, reden of verklaring, samenvatting, tegenstelling, tijd aangevend, toelichting of uitleg, vergelijking, voorwaarde

signaalzinnen: deze zinnen worden ook gebruikt om de tekst beter te begrijpen

signaalzinnen beter begrijpen door deze verbanden: aankondigend, terugblikkend, aankondigend en terugblikkend, concluderend, samenvattend

signaalwoorden: geven een signaal, maken het verband tussen alinea’s of zinnen duidelijk

verwijswoorden: verwijzen naar iets of iemand

verwijswoorden: verwijswoorden verwijzen naar personen, dingen, plaatsen, tijdstippen

bij het lezen: bij het lezen van een tekst moet je altijd goed kijken waar het verwijswoord naar verwijst, dit helpt je bij het grondig lezen van een tekst.

bij het schrijven: bij het schrijven van een tekst moet je op de goede manier verwijzen, anders begrijpt de lezer je tekst niet

 de-het woorden:                                                                                                                    de-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk naar de-woorden kan je verwijzen met zij/ze-hij-haar hem-zijn-deze-die                                                                                                    het-woorden zijn onzijdig naar het-woorden kan je verwijzen met het-zijn-dit-dat

let op als je naar personen verwijst, geen “hun” maar gebruik “zij”

o= onzijdig

m= mannelijk

v= vrouwelijk

m/v= kan allebei

verwijswoorden schema

het-woorden

dit, dat

onzijdig

het, zijn

de-woorden

deze, die

mannelijk

hij, hem, zijn

   

vrouwelijk

zij, ze, haar

   

meervoud

zij, ze, hen, hun

verwijzen naar:

plaatsen: waar, daar, hier

tijdstippen: toen, dan, daarna, waarvoor

dingen: waaraan, waarmee, daarvoor, daarover

personen: aan wie, met wie, voor wie, over wie

 antecedent: als je tijdens het lezen een verwijswoord tegenkomt kijk dan waar die naar verwijst, het woord of de woordgroep is dan het antecedent

 drie leesstrategieën: geeltjes plakken, tekening of schema maken, structuur zichtbaar maken.

geeltjes plakken: 

valt iets op? vraag je je iets af? heb je ergens een opmerking bij?schrijf het op een geeltje en plak het geeltje op de tekst, probeer minimaal 4 geeltjes te plakken

tekening of schema maken: les de tekst grondig, probeer daarna een tekening te maken van alles wat je nog weet, probeer af te beelden wat er in de tekst staat

structuur zichtbaar maken: lees de tekst grondig, vat daarna elke alinea in 1 of 2 zinnen samen, geef in pijlen en in woorden vat het verband is tussen de woorden in de verschillende zinnen,

 reflectie:

wat hielp jou om de tekst beter te begrijpen?

ging het lezen beter door een activiteit tijdens het lezen?

wat kun je hiervan zelf toepassen als je niet op school bent en een tekst leest?

wat is nog steeds lastig?

bekend-benieuwd-bewaard:

wat weet je al van de tekst

waar ben je benieuwd naar 

wat heb je onthouden van de tekst

wil je meer oefenen en kijken of je alles snapt?? kijk hieronder :)

  • ik weet hoe de leesmotor werkt en hoe ik die start.
  • ik weet welk leestype ik ben.
  • ik weet de strategieën voor voor, tijdens en na het lezen.
  • ik weet wat signaalwoorden zijn en hoe je uit kunt leggen wat ze betekenen.
  • ik weet wat verwijswoorden zijn en waar de naar verwijzen.
  • ik kan leesstrategieën gebruiken.
  • ik kan signaalwoorden herkennen.
  • ik kan van signaalwoorden zeggen welk signaal ze geven.
  • ik kan voorbeeldzinnen maken met signaalwoorden.
  • ik kan voorbeeldzinnen maken met verwijswoorden.
  • ik kan aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen.
  • ik kan vragen beantwoorden bij een test.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.